Klompvoet
Een klompvoet is een aangeboren afwijking van de stand van de voet. In Nederland worden er per jaar ruim 200 baby’s met klompvoetjes geboren en ongeveer de helft van deze kinderen heeft twee klompvoeten. Meestal wordt de diagnose al tijdens de zwangerschap gesteld.
Symptomen
De benaming klompvoet geeft vaak verwarring; mensen stellen zich een vormeloos klompje voor. De Nederlandse naam ‘klompvoet’ is een verbastering van de Engelse naam ‘clubfoot’. Dat betekent dat de voet er als het blad van een golfclub uitziet. De afwijking begint al onder de knie en is daarom eigenlijk geen voetafwijking, maar een onderbeenafwijking. In het onderbeen zijn pezen en spieren anders aangelegd, ze zijn korter en onderontwikkeld. Bij een klompvoet gaat het om een afwijking van de stand van de voet waarbij die vier kenmerkende aspecten laat zien;
- de voet staat naar beneden gekanteld: de equinus- of spitsstand
- de voet staat naar binnen gekanteld: de varusstand
- de voorvoet is naar binnen gedraaid: de adductiestand, waardoor een kommavorm ontstaat
- de voet is een holvoet
Oorzaak
Een klompvoet kent verschillende oorzaken, maar meestal kan de precieze oorzaak niet achterhaald worden. Het kan te maken hebben met:
- Erfelijke bepaling
- Liggingsafwijkingen in de baarmoeder
- Verstoring van de zenuwvoorziening van de voet
- Neurologische aandoening, bijvoorbeeld open ruggetje
- Bindweefselzieken
- Mechanische oorzaken, zoals te weinig vruchtwater
Onderzoek
Het is belangrijk dat de klompvoetbehandeling vroeg start. De meeste (aanstaande) ouders laten bij 20 weken zwangerschap een echo maken. Daarbij kan duidelijk worden dat een kindje één of twee klompvoeten heeft. Daarom wordt het kind direct na de geboorte onderzocht door de huisarts, gynaecoloog of kinderarts en bij twijfel doorverwezen naar de polikliniek kinderorthopedie waar de behandeling wordt gepland.
De diagnose is niet altijd meteen duidelijk door de typische stand van de voet en soms wordt een klompvoet pas bij de geboorte gezien. De (kinder)orthopedisch chirurg wordt dan gebeld en zal met lichamelijk onderzoek de definitieve diagnose stellen. Voor de diagnose is slechts zelden een röntgenfoto nodig. Nader onderzoek naar de oorzaak van de klompvoet bestaat uit een vraaggesprek met u, lichamelijk onderzoek van uw baby en eventueel, als daar nog andere aanwijzingen voor zijn, onderzoek door een kinderneuroloog.
Behandeling
Wij werken binnen onze praktijk samen met de kinderorthopeden van het Máxima MC Veldhoven. In dit ziekenhuis wordt de methode van Ponseti gehanteerd. De behandeling vindt direct na de geboorte plaats en bestaat uit verschillende stappen:
- Eerst wordt de manipulatie uitgevoerd. Dan wordt het gips geplaatst waarbij als eerste 1 dunne laag polstering wordt aangebracht. Dit wordt gedaan in de maximaal mogelijk te corrigeren stand. Dan volgt het gips waarna gewacht wordt met loslaten totdat het gips hard is.
1. Correctie van de cavus De cavus is de holling van de voet. De eerste stap is het oplossen van deze holling door de voet aan de binnenkant te strekken. Het hoofd van de talus (het sprongbeen) is de spil van de correctie.
2. Correctie van de adductie Het naar binnen staan van de voet wordt langzaam gecorrigeerd, telkens wordt de talus gestabiliseerd waarna de voet wordt gemanipuleerd. Dit gebeurt bij elke gipswissel opnieuw, en als het goed is toont elke gipswissel verbetering: de adductie van de voet en de varus zijn uiteindelijk verdwenen. Na de laatste gipswissel is er een volledige correctie. Als deze correctie niet toereikend is, kan het nodig zijn om de hielpees door te nemen tijdens een kleine ingreep. In heel bijzondere gevallen, als de voet zeer flexibel is, vindt er nog een extra gipswissel plaats zonder ingreep.
3. Hielpees doornemen (tenotomie) Met een fles drinken als verdoving en wat verdovingszalf op de huid van het hielbeen, wordt op de polikliniek via een klein sneetje, de achillespees doorgenomen. Dit kan, doordat de pees bij heel kleine kinderen weer razendsnel (meestal in 3 weken) vastgroeit. Daarom wordt er na de operatie, waar de ouders gewoon bij zijn, weer gips aangelegd dat 3 weken blijft zitten.
4. Brace De brace is een hoge rechte schoen met open tenen die vastzitten aan een balk. De brace wordt aangedaan direct na het laatste gips, dit is 3 weken na het doornemen van de hielpees. De balk van de brace moet lang genoeg zijn, de hielen van de schoenen moeten op schouderbreedte zitten. Gedurende de eerste 3 maanden moet de brace 23 uur gedragen worden. Tot een leeftijd van 3 à 4 jaar moet de brace gedurende ‘night and naps’ gedragen worden. Overdag hoeft er dan niks gedragen worden. Het belangrijkste van de brace, is dat de brace echt gedragen wordt.
Operatie
Soms is een operatie nodig. Als de achillespees verlengd moet worden om de spitsstand van de voet op te heffen, gebeurt dit in principe na zes tot acht weken. De arts maakt een sneetje in de achillespees. Daarna wordt het voetje ingegipst in de zogenaamde kikkerstand om de achillespees aan te laten groeien op de gewenste lengte. Dit gips blijft twee tot drie weken zitten. Na deze periode worden de voetjes ingespalkt tot gemiddeld drie à vier jaar. In de begintijd gebeurt dit 23 uur per dag. Vanaf dat het kindje gaat staan en lopen zijn de voetjes alleen nog ingespalkt met slapen, eventueel in combinatie met aangepaste schoentjes voor overdag. Tijdens deze periode controleert de gipsmeester en/of de orthopeed uw kind regelmatig. Controles bij de orthopeed vinden plaats tot uw kind is uitgegroeid. Meestal is dit tot zo’n zestien à zeventien jarige leeftijd. Er is vrijwel nooit noodzaak tot een operatie binnenin de voet, zelfs niet bij een ernstige klompvoet. Wel kan de behandeling bij een ernstige klompvoet langer duren en is de kans op (gedeeltelijke) terugval groter. Het is daarom heel belangrijk dat uw kind tot het vierde jaar de aangepaste schoentjes blijft gebruiken
Herstel en prognose
Een klompvoet ‘geneest’ niet, maar is wel te corrigeren. De methode van Ponseti heeft bij meer dan 90% van de kinderen als resultaat dat:
- de stand van hun voet(en) neutraal is, plat op de grond
- ze hun voet(en) volledig en pijnloos kunnen belasten
- ze confectieschoenen kunnen dragen
- ze geen beperkingen hebben in hun dagelijks leven.
Resultaat
De meest voorkomende reden van terugval is het niet dragen van de brace. Onderzoek wijst uit dat er maar 6% terugval is bij families die zich aan braceprotocol houden. Bij families die dat niet doen, is terugval 80%. Oorzaken van terugval bij het wel volgen van het braceprotocol is vaak de spierinstabiliteit of de stijfheid van de voet. Een kind met een klompvoet gecorrigeerd door de Ponseti methode zoals beschreven, kan verwachten dat het een vrijwel normale voet heeft. Enkele kleine verschillen kunnen opgemerkt worden. De behandelde klompvoet is een beetje kleiner dan de normale voet en onderbeenspieren zijn iets kleiner. De grootte van het verschil hangt af van de oorspronkelijke ernst van de klompvoet. Een kleine verkorting van het been kan opgemerkt worden. Deze verschillen veroorzaken geen problemen en worden vaak niet opgemerkt door het kind tot hij/zij de puberteit bereikt wanneer lichaamsbeeld belangrijk wordt. De verschillen worden meestal vergeten of genegeerd binnen een jaar of twee.
Kinderfysiotherapie
Binnen onze praktijk behandelen wij kinderen als er een specifieke hulpvraag is. In principe staat in de richtlijn dat kinderfysiotherapie niet noodzakelijk is. Echter kan het voorkomen dat er sprake is van pijn en/of functie beperking en dan is kinderfysiotherapie wel geïndiceerd. De behandeling is functioneel gericht op het verbeteren van spierkracht, stabiliteit, looppatroon, fundamentele vaardigheden, sport en spel en advies en huiswerkbegeleiding.
Heupdysplasie
Heupdysplasie is een afwijking van het heupgewricht. Bij heupdysplasie is het heupgewricht van uw kindje niet goed ontwikkeld. De ontwikkelingsstoornis is niet pijnlijk, maar kan, als het niet behandeld wordt, later artrose veroorzaken. Heupdysplasie komt bij ongeveer twee procent van alle baby’s voor. Een normaal heupgewricht bestaat uit een heupkop en een heupkom. De kop draait in de kom als een kogel. Bij heupdysplasie is de heupkom niet diep genoeg en omsluit de heupkop niet goed. De kop kan daardoor gemakkelijk uit de ondiepe kom glijden. Het is zelfs mogelijk dat de kop helemaal niet meer in de kom komt, dan is er sprake van heupluxatie.
Oorzaak
De oorzaak is niet helemaal duidelijk. Wel weten we dat enkele factoren de kans op heupdysplasie versterken:
- Stuitligging van de baby
- Erfelijkheid (het voorkomen van heupafwijkingen in de familie)
Onderzoek
Het is belangrijk dat heupdysplasie in een vroeg stadium wordt ontdekt. Hoe eerder er behandeld kan worden, des te beter de behandeling zal verlopen. Daarom worden baby’s direct na de geboorte en tijdens het bezoek aan het consultatiebureau onderzocht. Als de arts vermoedt dat er sprake is van een heupafwijking, is aanvullend onderzoek noodzakelijk op de polikliniek kinderorthopedie. Op de leeftijd van drie maanden geeft echografie betrouwbare informatie over de afwijking. Dan kan ook de behandeling worden gestart.
Behandeling
Onder de leeftijd van drie maanden geneest een heupdysplasie soms spontaan. Als dit niet gebeurt, bestaat de behandeling uit het goed plaatsen van de heupkop in de heupkom middels een spreidbroek.
Spreidbroek
De beentjes van uw kind worden in spreidstand gehouden, door middel van een spreidbroek. Dit is een flexibel tuigje en dus geen gipsbroek. Als het kind veel met de benen trappelt, ontstaat door de intensievere druk van de heupkop in de heupkom een groeiprikkel. De heupkom wordt hierdoor dieper. Het spreidbroekje blijft 23 uur per dag, minstens drie maanden aan. Zo’n spreidbroekje wordt ook wel de Pavlik-bandage genoemd.
Heupluxatie
Bij een heupluxatie wordt meestal gestart met een pavlik bandage om de heupkop terug in het kommetje te krijgen. Wanneer het niet lukt om met de pavlik bandage de heup terug in de kom te krijgen, wordt er gekozen voor een gipsbroek. Op de operatiekamer wordt dan de heupkop terug in de kom geplaatst. Hierna zal uw kindje een gipsbroek krijgen. Een gipsbroek blijft ongeveer drie maanden aan.
Mogelijke complicaties bij een spreidbroekje
- Huilen: Uw kind kan de eerste dagen (nachten) wat huilerig zijn. Dit komt doordat het minder kan bewegen en moet wennen aan het spreidbroekje.
- Pijn
- Doorbloedingsstoornis: Een bekende en vervelende complicatie is het verstoord raken van de doorbloeding van het heupkopje. Dit kan ontstaan tijdens het dragen van een spreid- of gipsbroek, maar ook na een heupoperatie. Door de stoornis in de doorbloeding kan de groei van de kop stoppen. Eén van de eerste kenmerken van een stoornis in de doorbloeding is pijn, waardoor uw kindje onophoudelijk hard huilt.
- Achterstand van de motorische ontwikkeling en het later behalen van de vroeg motorische mijlpalen: deze achterstand wordt meestal snel weer ingehaald
Herstel en prognose
Zes weken na het starten van de spreidbehandeling wordt een nieuwe heupecho gemaakt. Het heeft geen zin om dit eerder te doen, omdat het groeien van een goede heupkop- en kom tijd kost. Als de behandeling aanslaat, kan de spreidbehandeling meestal na 3 tot 6 maanden worden afgebouwd. Rond het eerste jaar wordt een bekkenfoto gemaakt om te zien hoe de kop en kom zich ontwikkelen. Hoe later de heupafwijking wordt ontdekt, hoe langer de behandeling duurt. Door het spreidbroekje kan uw kind een achterstand oplopen in de ontwikkeling van het bewegen. Gelukkig wordt deze achterstand na het staken van de spreidbehandeling meestal snel weer ingehaald.
Kinderfysiotherapie
Binnen onze praktijk behandelen wij kinderen met heupdysplasie en begeleiden ouders middels hanterings- en positioneringsadviezen en oefeningen voor thuis.
Zie ook kopje ‘orthopedische klachten’